Na de kermis, de kermis viel rond de feestdag van Sint-Jan, was het koningschieten het andere hoogtepunt voor het gilde, eens per drie jaar op kermismaandag. Het decor daarvoor was de molen van molenaar/kastelein/gildebroeder Harrie Rooymans, net buiten het dorp aan de weg naar Budel.

Rooymans was een telg uit een molenaarsfamilie uit Budel, verwant aan de molenaarsfamilie Kees, waarvan telgen nog de molens beheren aan de van Houtstraat en de Meemortel in Budel. De oude standaardmolen van Soerendonk was eind negentiende eeuw van zijn oorspronkelijke standplaats de Molenheide tussen Soerendonk en Maarheeze overgeplaatstnaar de budelse kant van het dorp aan de Zitterd. Vanaf de Molenheide werden Soerendonk en Maarheeze bediend. Molenaar P.v. Otterdijk besloot na 1887 die molen over te brengen naar de andere kant van het dorp toen Maarheeze een eigen molen kreeg en dus een deel van de klanten wegviel. Nadat zijn stiefvader Toon Kees uit Budel de Soerendonkse molen voor Harrie Rooymans gekocht had, ging deze bij de in de buurt van de molen wonende familie Peerlings in de kost runde er de molen en werd lid van het gilde dat daar kwam schieten. Als molenaar leerde hij zijn latere vrouw Trui Smets uit Leende kennen, met wie hij het cafe van Hulsbos kocht in het dorp. Op die plek bouwden ze vervolgens in 1931 samen het huidige pand van De Bout aan de Dorpsstraat.

Het koningschieten van het Sint Jansgilde was een hele gebeurtenis voor het dorp, voor velen een hoogtepunt in het jaar. Behalve alle gildebroeders trokken de nodige andere inwoners en vooral veel kinderen naar de molen. De schut trok uit, dat was iets. Het was in die tijd stil, er was geen herrie, dus als je de trom hoorde, ging je daar meteen op af. Er was verder niets te doen, alle afwisseling was welkom. Vanaf het gildehuis trokken de gildebroeders naar de molen. Onderweg namen ze geleidelijk wat ze zoal nodig hadden mee naar de molen. Zo stond bij Frans Aarts, tegen de gevel een varkensladder klaar. De houten koningsvogel werd aan een lange stok (b.v een ruiterhout) vastgebonden op een van de wieken van de molen, waarna de wieken zo gedraaid werden dat de vogel in de hoogste stand kwam. De varkensladder van Aarts werd rechtop in de grond gegraven, om dienst te doen als richtpaal. De grotere schutters legden het geweer aan op de bovenste sport van de ladder, de kleinere broeders gebruikten daarvoor de op een na hoogste sport. Het schieten kon beginnen. 

Standaardmolen 
De standaardmolen die ongeveer 50 jaar stond aan de zitterd, net buiten Soerendonk aan de kant van Budel. Op de wieken schoot het Sint-Jansgilde koning en ook gewoon op de puist met kermis. Molenaar was H.Rooymans. De molen met de karakteristieke afbeelding van een ster werd in 1938 afgebroken. 

 

Het koningschieten was 's middags. Eén keer is het in die tijd gebeurd dat de schutters er de vogel niet afkregen. Toen kwamen ze 's anderendaags terug om dat karwei alsnog te klaren. Voorzieningen had het gilde niet bij de molen, laat staan dat er bier aanwezig was. Maar zonder kon natuurlijk ook niet. Daarom werd er bier gehaald bij de cafés in het dorp. Vaak werden de jongere leden er op uitgestuurd om met een 10-literse melkbus bier te halen bij kastelein/gildebroeder Thijs de Laat. Bij de molen had elke gildebroeder zijn eigen bierkruik bij zich.Rechtstreeks vanuit de melkbus werd er getapt! Maar het kwam ook voor dat de gildebroeders voor zichzelf bier gingen halen, zoals bij Thomas van Mierlo, het café aan de Zitterd dat het dichtst bij de molen lag. Dat gebeurde met de metalen kannetjes van drie liter, die iedereen vroeger had om het drinken mee te nemen naar het werk op het veld. Dat er in de loop van de dag door deze en gene nogal wat bier gedronken werd bij de molen is onvermijdelijk en dat dat gevolgen had, zal duidelijk zijn.

Er werd onder leiding van Narus Vos gebruik gemaakt van een geweer met laadstok om de loden kogel er vast in te duwen. Het geweer werd geladen met een jachtpatroon waarin een nieuw slaghoedje gezet werd. In de loop ging vervolgens van bovenaf de loden bol, die elke keer met de laadstok aangestampt werd. Als de koning bekend was, Trok het gilde, met wellicht nog wat minder orde dan normaal al het geval was, naar het huis van de koning, waar soms jenever gedronken werd. Als het geen koningschieten was, werd er op kermismaandag geschoten op gewone puisten. aan het schieten op de molen en het genoeglijke samenzijn daar kwam een einde in 1938. De molen ondervond in die jaren al zoveel concurrentie van het opgekomen motorisch malen dat herstel en onderhoud uiteindelijk niet meer loonden. Bovendien waren er nog drie molens in het nabije Budel en de molen in Maarheeze. De aloude Soerendonkse molen legde het loodje.

Hoe het Sint-Jansgilde met verdwijnen van de molen wilde omgaan en wat het gilde van plan was, is niet bekend. Maar na korte tijd deed dat er niet meer toe. de tweede wereldoorlog brak uit. De activiteiten in het dorp vielen door toedoen van de bezetter stil. Zo moesten de inwoners alle geweren inleveren op het gemeentehuis, wat overigens niet in alle gevallen gebeurde. Al bleef er een jaarlijkse kermis in het dorp, het schieten viel weg en daarmee de basis voor samenkomsten van het gilde. Het gilde werd niet opgeheven, maar manifesteerde zich ook niet meer.